De context van de regeling weigerende observandi

Het is voor de officier van justitie van belang om een zo compleet mogelijk beeld van de geestvermogens van de verdachte te verkrijgen, zodat hij tijdens de rechtszitting kan motiveren in hoeverre het strafbare feit aan de verdachte kan worden toegerekend en kan beargumenteren welke sanctie het beste past bij de omstandigheden van de concrete strafzaak.

Voorwaarden opleggen tbs-maatregel

Specifiek kan er alleen een tbs-maatregel worden opgelegd als er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Bovendien moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van de samenleving oplegging van een tbs-maatregel eisen. Dit betekent dat er gevaar van de verdachte uit moet gaan. Een tbs-maatregel kan worden opgelegd als de rechter van oordeel is dat deze sanctie nodig is om dit gevaar af te wenden.

Gedragsdeskundig onderzoek

Beslissing officier van justitie na onderzoek

Na het gedragsdeskundig onderzoek, dan wel klinische observatie, wordt een gedragsdeskundige rapportage over de geestvermogens van de verdachte verstrekt aan de officier van justitie. Op basis van dit rapport maakt hij de afweging of er voldoende informatie over de persoon van de verdachte beschikbaar is om de strafzaak op een passende manier af te doen. De officier van justitie kan tot de conclusie komen dat het voor de veiligheid van de samenleving nodig is om aanvullende behandelgegevens op te vragen. In dat geval kan de officier van justitie besluiten een last te verstrekken aan de AGWO, waarin hij vermeldt bij welke instelling of behandelaar gegevens over de verdachte moeten worden opgevraagd. Dit kan alleen als de verdachte klinisch is geobserveerd in het PBC.

Advisering door AGWO

De AGWO verzamelt vervolgens alle beschikbare behandelgegevens en adviseert de officier van justitie binnen dertig dagen over de bruikbaarheid van de verkregen gegevens in relatie tot de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens van de verdachte tijdens het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt verdacht. Op de pagina Over de AGWO leest u meer over de taak en de werkwijze van de AGWO.

Rechterlijke machtiging

Als de officier van justitie op basis van het advies van de AGWO van mening is dat de gegevens bruikbaar zijn voor de strafzaak, dient hij een vordering in bij de penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Alleen als deze kamer tot het oordeel komt dat verstrekking van de gegevens aan gedragsdeskundige rapporteurs proportioneel en noodzakelijk is, wordt een machtiging afgegeven. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open voor zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie.

Aanvullende gedragsdeskundige rapportage

Zodra de AGWO bericht van de officier van justitie ontvangt dat de verleende machtiging onherroepelijk is geworden, verstrekt de AGWO de bruikbaar bevonden gegevens aan de rapporteurs. Dit zijn in principe de gedragsdeskundigen die de verdachte eerder hebben onderzocht bij het PBC. Zij schrijven een aanvullende rapportage over de geestvermogens van de verdachte, op basis van de additionele gegevens. Dit rapport wordt in de strafzaak gebruikt om een beslissing te nemen over de mate waarin het strafbare feit aan de verdachte kan worden toegerekend en om een passende sanctie op te leggen.